Dagboek coronapatiënt: Sabbelen aan tandenborstel en hallucineren over katten
Drie weken ziek thuis, zeven dagen aan de beademing en tien dagen revalideren. Het overkwam Marina Stil (71) als gevolg van het coronavirus en nog steeds is ze niet helemaal de oude. Haar hele verhaal schrijft ze, ironisch genoeg, op in haar ‘breathe’ boek.
Dag 1: “Ga ik nu dood?”
Ik ben net aangekomen in het ziekenhuis en acuut opgenomen. Het is heel vreemd, het voelt alsof ik vanaf een afstand naar mezelf kijk. Er werd tegen me gezegd dat ze me even zouden testen. Ik dacht: is goed, doe maar. Maar voor die test gaan ze blijkbaar met een staafje in je neus en keel en dat was heel naar. Ondertussen lig ik met een kapje op aan het zuurstof.
“Het spijt ons heel erg, maar u bent positief getest op corona” werd me net verteld. “Ga ik nou dood?”, vroeg ik. De verplegers zeiden dat ze dat juist willen voorkomen. Ik lig aan het zuurstof en krijg antibiotica want ik heb ook een longontsteking. Maar tot nu toe krijgen ze mijn zuurstofgehalte nog niet goed op peil. Ik zit op de zeventig à tachtig procent en het moet 97 procent zijn. Daarom ben ik naar een andere afdeling gebracht.
Ik weet niet precies waar ik nu ben, want ik werd met een laken over me heen vervoerd. Op de nieuwe afdeling wordt in plaats van 12 liter per minuut, 15 liter per minuut aan zuurstof in me gepompt. Maar de zuurstof belandt maar niet in mijn bloed, dus wordt er ook een CT-scan gemaakt. Ik heb zojuist de foto’s gezien en ben heel erg geschrokken. Er is echt een dramatische beschadiging aan mijn longen te zien door het coronavirus.
Ik wil geen coma
Ik lig nu weer op de eerste afdeling. De longarts en anesthesist kwamen net aan mijn bed staan en vertelden me dat ik vanmiddag nog aan de beademing moet. Ik zal dan voor zeven dagen kunstmatig in coma liggen. Maar dat wil ik helemaal niet. Ik heb door de jaren heen de meest verschrikkelijke verhalen gehoord. Maar de verpleger zei indringend: “mevrouw Stil, u verkeert in levensgevaar, alleen beseft u zich dat nu nog niet.” Ik dacht steeds aan mijn familie en mijn mooie boekenkamer thuis en kon alleen maar uitbrengen: “ja, ik wil leven. Het moet dan maar.”
Dromen over katten
Voor Marina’s gevoel ligt ze in een donkere ruimte, op een groot vierkant leren matras. Ze hoort de artsen en verpleegkundigen praten en wil kijken wat ze aan het doen zijn, maar ze kan haar ogen niet opendoen. Ze wil haar hoofd optillen, maar ook dat lukt niet. De zuster komt naast haar bed staan en zegt: “zoek maar een mooie droom uit, want je gaat even een tijdje slapen.” Terwijl Marina aan de beademing ligt, krijgt ze ‘sensaties’. In dit fragment vertelt ze hoe dat eruitzag.
Dag 8: Sabbelen aan een tandenborstel
Ik ben, na 7 dagen aan de beademing, bijgekomen. Ik kan niet praten of lopen. Ik heb ook helemaal niet het gevoel dat ik er echt ben. Ik wil wel wat zeggen, maar op dat moment merk ik dat er een beademingsbuis in mijn keel zit, samen met een voedingssonde. Ik mag niet drinken, maar ik heb zo’n dorst. Het sabbelen aan een soort tandenborsteltje met een sponsje is een van de dingen die ik wél kan en mag. Dat is heel erg lekker. Ik kan het sponsje zelf in het water doen en als ik dat kan, moet de rest me ook wel lukken.
Ik ben van de ic afgehaald en naar de afdeling longziekte gebracht. De zusters hebben me in een stoel gezet en ik kon, één minuut lang, rechtop zitten. Er werd door alle verpleegkundigen hardop voor me geklapt. Dat was zo mooi.
Dag 10: “Mag die boomstam uit mijn keel?”
De beademingsbuis zit er nu al een dag of twee, dus ik kan nog steeds niets zeggen. Ook niet dat ik naar de wc moet. Ik teken op mijn been de letters WC, maar de verplegers snappen het niet. Ik kan het alleen echt niet lang ophouden, ik moet het daarom steeds laten lopen. Zonder blikken of blozen verschonen de verplegers dan mij en mijn bed, maar ik vind het vreselijk.
De verplegers kwamen met een iPad waarmee ik kan Facetimen met mijn familie. Ook kreeg ik van een zuster pen en papier. Daarmee kon ik eindelijk wat zeggen. Het eerste wat ik opschreef was: ‘dokter, mag die boomstam uit mijn keel?’ Hij moest lachen en knikte ja. Die beademingsbuis er uithalen was een heel naar gevoel, maar daarna kon ik in ieder geval weer echt wat zeggen. Daar zijn de artsen en verpleegkundigen ook blij mee, want dat betekent dat ik neurologisch gezien in orde ben.
Dag 11: Eindelijk douchen
Ik moest tot nu toe twee keer drie stappen heen en drie stappen teruglopen met een rollator. Maar net werd me gezegd dat ik zes stappen moet gaan doen. “Dat kan ik helemaal niet, blijf bij me!” zei ik. Maar een zuster was het daar niet mee eens. “Mevrouw Stil, leg de lat eens een beetje hoger. U kunt het best.” Zij zal het wel weten. Dus ik deed er drie stappen bij. Dat gaf me zo’n boost, dat ik er al snel negen en zelfs twaalf wilde doen. Nu mag ik wat op de gang lopen en zelf naar het toilet. Eindelijk zelf naar het toilet!
De longarts kwam net bij me en moest me wat vertellen, maar ze werd weggepiept. De schrik overviel me. Zouden ze kanker gevonden hebben? Is er iets anders gevonden, is het erg? Ze kwam terug. Ze vertelde me dat ik morgen nog niet naar het revalidatiecentrum kan. Ze vindt het te vroeg en wil me nog twee dagen hier houden. Dat vond ik al een stuk minder erg toen ze zei dat ik, eindelijk, helemaal word gedoucht.
Dag 13: Het eten stinkt
Ik ben in revalidatiecentrum Hof van Sloten en heb een hele mooie kamer gekregen. Deze heeft de stijl van Jan des Bouvrie: alles wit-zwart. Het is prachtig. Er is ook een hele grote badkamer en zelfs een koelkast. Maar ik voel me wel een beetje vreemd. Ik wil graag bezoek ontvangen, maar dat mag niet. Dat mis ik enorm. Er is hier wel een gemeenschappelijke eetruimte, maar de mensen lopen alleen maar te klagen over het eten. Mijn smaak en reukvermogen zijn nog steeds niet zoals het was en ik vind eten zelfs stinken. Dat komt nog door de beademing en de gekregen medicijnen. Ik kan kiezen uit twee menu’s dus ik kan nog wel mijn voorkeuren voor het eten doorgeven, maar ik krijg bijna niks naar binnen. Vier sperzieboontjes en een klein beetje puree.
Leren lopen
Hier dragen de zorgmedewerkers ook een heel coronaproof pak, maar ze hebben allemaal een foto van zichzelf opgeplakt. Zo is het duidelijk wie wie is en dat is fijn. In het ziekenhuis had ik geen idee wie ik voor me had.
Marina wordt in het revalidatiecentrum hard aan het werk gezet. Ze moet vier keer per dag een rondje lopen door de gang met een wandelstok. Ook moet ze weer leren traplopen. Het vervelende is alleen dat Marina een grote blaar op haar voet heeft, waardoor het lopen nog moeilijker gaat. Naast oefenen met lopen moet ze ook fietsen om haar benen wat sterker te maken.
Dag 17
Vanochtend keek ik naar de zonsopkomst en dacht ik: ik ben geen patiënt meer, maar een revalidant. Overmorgen mag ik eindelijk naar huis.
Dag 19: Thuis 50 kaarten op de mat
Ik ben thuis, eindelijk. Ik heb zo’n vijftig kaarten gekregen en zoveel berichtjes en telefoontjes, dat ik het niet meer kan bijhouden. Mijn vriendinnen en zus hebben eten voor me gehaald en van alles voor me geregeld zodat ik niet veel hoef te doen.
Dag 31
Marina vertelt hieronder zelf hoe het nu met haar gaat.
Tekst en beeld: Puk den Uijl